Onderstaande tekeningen en gedichten zijn opgenomen in de bundel Nestvlinders (Uitgeverij Oevers, 2019).
Om ons allebei
hangt een geur van giftige gedachtes
wij ruiken die bij elkaar
in klei boetseren wij billen en borsten
omdat wij zelf binnenkort vrouwen zijn
‘Mijn vader ligt de hele dag op de bank,’ zeg ik
‘Die van mij in een tuinstoel. Binnen.’
zij kneedt en modelleert
ik stomp en sla
‘Hoeveel pogingen deed de jouwe?’ vraagt zij
‘Twee, zover ik weet.’
‘De mijne wel vijf.’
dan, met uiterst geduld en ingehouden adem
vormen wij oogleden, tepels en vingers
Sperziebonen
glanzend in een glazen schaal
wij eten niet
met de pannen op tafel
mijn vader betast zijn beginnende borsten
mijn moeder haalt de muskaatnoot
heen en weer
rasp, rasp, doet zij
aai, aai, doet hij
ik heb ze net zo goed
tepels als pijnlijke frambozen
maar ze steeds bevoelen, doe ik niet
vader en dochter, allebei tonen wij onze kruin
en mijn moeder schept de boontjes op
In de kast bij oma
verstopte ik mij als kind
tijdens een logeerpartij
brouwde ik watergruwel in een flesje
liet dat achter op een plank
ik vergat mijn formule, vergat mijn drank
kon niet bevroeden dat deze woekerde en bloeide
er een geheim groeide
dat erger was dan Sinterklaas
Ik vertel het
geheim
omdat ik anders stik
want iedereen laat mij
de decaan lijkt gevoelig
slaat zijn handen over elkaar
hij zal mij helpen, denk ik
‘Wat moedig
van je vader.’
de vloer wordt modder
mijn laarzen zuigen vol
de truc is: je niet verzetten
dan blijf je drijven
hij kucht, zoekt houvast
‘Ik moet bekennen
dat ik dat zou willen
durven.
Ik heb net als je vader een geheim,
twintig jaar getrouwd en kinderen
van jouw leeftijd
en merk
dat ik eigenlijk
meer voor mannen voel.
Moet ik daarover eerlijk zijn, wat vind jij?’
Mijn vader is (afgepikt door) een rotwijf
mijn vader (is een rotwijf, hij) heeft zichzelf laten
verdwijnen
mijn vader liet zich afpikken (door het rotwijf dat hij is)
(een rotwijf heeft) mijn vader (afgepikt en hij) wil haar
maar wat graag zijn
Twee centimeter is mijn kuif
en wit
zeehondenvel in mijn nek
en langs mijn slapen
ik meet mezelf een lichtgrijs mannenpak
stuw voor het eerst mijn borst vooruit
marcheer met mijn vriendin – in rok, dat wel – het dorp
door
gehaakte armen
lopen op paaltjes is voor stakkers
wij zijn strontiebuust
en subiet voor invoering van
het knapenvlies